Gemeente Aa en Hunze

close

Kijkvragen

 

  • Wat zijn dat voor voertuigen, linksboven?
  • Waarom kijken de mensen in het schoollokaal angstig naar boven?
  • Wat belandt er op het hoofd van de juf? Hoe komt dat?
  • Naar wie kijkt de jongen linksonder? Wat voelt hij?
  • Waarom is zijn vader zo boos?
  • Wat doen de jongens op de tekening onderin?
  • Wie staan er op de foto's in het fotoalbum dat je rechtsonder ziet?
  • Waor is Aaldert?

 

Aa en Hunze: Het verhaal over vrijheid en tolerantie

Toen ik klein was, had ik een heel groot geheim. Ik durfde dat met niemand te delen. Het was ook wel heel bijzonder om smoorverliefd te zijn op mijn buurjongen. Soms keek ik stiekem vanuit mijn kamerraam in hun tuin. Dan hoopte ik hem te zien. Mijn buurjongen was lief en ik vond hem mooi. Naar hem kijken was het enige dat ik durfde te doen. In het land waar ik geboren ben, is het voor jongens streng verboden om verliefd te worden op een andere jongen. Maar als je echt verliefd bent, is het heel moeilijk om dat geheim te houden. Je wilt het graag vertellen, maar dat kon dus niet. Daarom verstopte ik mijn gevoelens en probeerde ik mij zo gewoon mogelijk te gedragen.

Maar op een dag kwam mijn jongere zusje er toch achter. Ze vond het vreselijk dat haar broer op jongens viel en vertelde het aan mijn vader. Mijn vader werd woest. Hij zei dat ik hem en mijn familie tot schande maakte. “Ik schaam me voor je en wil niets meer met jou te maken hebben,” schreeuwde hij. “Vanaf nu ben je mijn zoon niet meer.” Ik voelde me verschrikkelijk en ben van huis weggelopen. Maar waar moest ik heen? Mijn hele familie keerde zich van me af. Ze deden net alsof ik niet meer bestond en ik kwam op straat terecht. Daar was het minstens zo erg als bij mij thuis. Ik werd bespot, gepest en soms geslagen.

Een keer kwam er een groep mannen op me af. Ze hadden staven en stokken bij zich en dreven me een steeg in. Ze riepen dat ik ziek was en dat ze me een lesje gingen leren. Daarna kwamen de klappen. Ze raakten mijn benen, mijn lijf en mijn hoofd. Het deed pijn, maar op een gegeven moment voelde ik niets meer en zakte in elkaar. Toen ik weer bij kwam, zat ik onder het bloed. Ik kon nauwelijks op mijn benen staan en strompelde naar het ziekenhuis. Toen ze me daar vroegen hoe ik aan mijn verwondingen kwam, durfde ik dat niet te vertellen. Ik was bang dat ze naar de politie zouden gaan. En als dat gebeurde, was de kans groot dat ik in de gevangenis belandde. Want dat deden ze met jongens zoals ik. De enige uitweg die ik toen zag, was mijn land ontvluchten. En zo kwam ik in Nederland terecht.

Toen ik twintig was, ontmoette ik in Nederland een vrouw die vluchtelingen hielp. We hadden veel gesprekken. En omdat ik haar vertrouwde, vertelde ik over mijn geheim en mijn leven op straat. Die vrouw had met me te doen. Ze zei dat er niets mis was met jongens die op jongens vielen. Of mannen die van mannen hielden. Ze bood me aan om me te helpen. Op een dag nam ze me mee naar Anloo. We gingen op bezoek bij twee heren van rond de zeventig. Ze waren getrouwd en al meer vijfenveertig jaar samen. Die mannen hadden het vroeger bijzonder lastig gehad en snapten heel goed hoe ik me voelde. Het werd een gezellige middag.

We praatten samen over van alles. Bijvoorbeeld hoe ze elkaar hadden leren kennen. Maar ook hoe zij samen hadden moeten vechten voor hun liefde. Want in Nederland was het vroeger ook niet gemakkelijk om homo te zijn. Een van hen vertelde dat homo’s hier pas na 2001 met elkaar mochten trouwen. Toen ik dat hoorde schrok een beetje. Ik had gedacht dat dit in Nederland al veel langer mogelijk was. Van de beide mannen hoorde ik ook dat zij vroeger akelige en vervelende dingen hadden meegemaakt, omdat ze homo waren. Ze zeiden dat dit hen tegenwoordig af en toe nog overkwam. “Nederland is tolerant,” liet een van de mannen me weten. “Maar nog lang niet iedereen accepteert homo’s.”

Op een gegeven moment lieten ze mij hun fotoalbums zien. Eentje bleek een trouwalbum te zijn. Het stond vol met foto’s van hun huwelijk. Ik vond dat heel bijzonder. Zoiets had ik nog nooit eerder gezien. Op de terugweg in de auto voelde ik me verdrietig en gelukkig tegelijk. Zonder dat ik het kon tegenhouden, rolden de tranen uit mijn ogen. De vrouw die me had meegenomen, zag het en vroeg wat er met me was. Ik vertelde haar dat ik nu voor het eerst in mijn leven wist dat ik een toekomst had. Dat ik kon zijn wie ik was. Dat ik misschien ooit een man tegen zou komen zoals mijn buurjongen. Iemand waar ik verliefd op kon worden.

In het land waar ik vandaan kwam, moest alles stiekem. Trouwen, samenwonen en een toekomst met een man was uit den boze. Dit was voor mij de eerste keer dat ik me realiseerde dat ik in een land was terecht gekomen waar echte vrijheid heerst. Een land waar mensen vrij zijn om eigen keuzes te maken. Ook als gaat het om liefde en houden van.

Auteur: Chris Vegter

Luisterverhaal A

 

Aa en Hunze: Het verhaal over Albert

“Auw!” Albert tilt zijn voet op en hinkt naar een boom. “Alweer een steentje.” Hij leunt tegen de ruwe bast en schopt zijn klomp uit. Een scherp kiezeltje stuitert op de grond. Dit is nu al de zoveelste keer dat er een steen door het gaatje van zijn klomp glipt. Al een paar dagen is hij van plan om het dicht te maken, maar elke keer vergeet hij het. “Vanmiddag als ik thuiskom,” belooft hij zichzelf. Albert schiet zijn klomp weer aan en loopt verder. Hij moet zich haasten. Zijn juf is niet erg streng, maar ze raakt wel geïrriteerd als je regelmatig te laat komt. En eergisteren was hij ook al niet op tijd. Toen had hij trouwens een goede reden. Het kwam door dat Duitse konvooi. Albert liep op de Tjassenswijk en hoorde in de verte vrachtwagens aankomen. Een heel lange rij. Hij was de droge sloot ingedoken en zag ze voorbijrijden. Boven op een van die wagens lag een soldaat. Albert wist waarom. Die soldaat moest in de gaten houden of er Engelse toestellen aankwamen die het konvooi wilden beschieten. Dat gebeurde de laatste tijd steeds vaker. Albert had daar veel verhalen over gehoord. Daarom had hij zich ook in de sloot verstopt. Had Jose dat nog maar kunnen doen, denkt hij.

Jose was één van zijn klasgenootjes. Zij en haar zus waren Den Haag ontvlucht. Daar was heel weinig eten. Jose werd ondergebracht bij een familie in Gieterveen. Haar zus kwam bij een gezin in Gieten terecht. Om elkaar zo vaak mogelijk te zien, fietste Jose regelmatig naar haar toe. De snelste route ging via de Bonnerwijk. En daar gebeurde het. Plotseling doken die Engelse vliegtuigen op. Jose kreeg geen tijd om dekking te zoeken. Per ongeluk werd ze beschoten. Iemand vond haar en haalde hulp. Een aantal mannen legden Jose op een ladder. Ze tilden haar naar de dokter in Gieten. Omdat Jose hele zware verwondingen had, moest ze naar het ziekenhuis in Assen. Daar overleed ze. Albert loopt de Veenakkers op en begint te rennen. Hij moet nu echt opschieten. De Veenakkers is lang. En het is nog best een eind naar de Mertensweg waar de school staat.

Na het ongeluk met Jose hadden ze op school allerlei afspraken gemaakt. Als er Engelse vliegtuigen naderden, moest iedereen onder de tafel duiken. Ze hadden dat samen met de juf een paar keer geoefend. In het begin vond iedereen dat grappig. Maar toen het een keer in het echt moest, waren ze allemaal doodsbang geweest. Halverwege de Veenakkers kijkt Albert even opzij. Daar staat het huisje van Pomp. Vroeger woonde de familie Cohen daar. Maar toen de oorlog begon had Pomp ze er zomaar uitgegooid. Hij wilde geen joden in zijn huisje. Pomp is NSB’er. Albert heeft een vreselijke hekel aan NSB’ers en ook aan landwachters. Beide heulen met de Duitsers. Ze doen net of zij nu de baas zijn in hun dorp. Soms vallen die landwachters een huis binnen en halen alles overhoop, omdat ze iemand zoeken. Dat was bij hem thuis ook gebeurd. Gelukkig hadden ze zijn broer toen niet gevonden. Die was net op tijd gewaarschuwd en ondergedoken.

Albert zet zijn tanden op elkaar en begint nog sneller te rennen. Hij wil vandaag op tijd zijn. Bij de Mertensweg schiet hij het schoolplein op. Hij trekt de deur open en glipt de gang in. Bij hun lokaal staat zijn juffrouw. “Zo, Albert, dat is weer op het nippertje hé,” zegt ze. “Ja, juf,” hijgt Albert. “Maar het komt door mijn klomp. Er zit een gat in.” De juffrouw grinnikt. “Dat klinkt als een mooi smoesje, Albert,” Albert trekt zijn klomp uit en houdt hem demonstratief omhoog. “’t Is echt waar, kijkt u maar.” De juffrouw legt een hand op zijn schouder en neemt hem mee naar binnen. “Het is al goed, jongen.” Het is doodstil in de klas. Het enige geluid komt van krassende pennen en schuifelende voeten. Op het bord staan rijtjes sommen die iedereen moet maken. Albert zit voorovergebogen en denkt diep na. Hij vindt rekenen leuk. Vooral die laatste deling, omdat die lekker moeilijk is. Albert doet zijn schrift dicht en vouwt zijn armen over elkaar. De juf kijkt hem aan.“Ben je al klaar?” fluistert ze. Albert knikt. “Zo, dat is snel,” lacht de juf. Ze legt haar pen neer en schroeft de dop op haar inktpotje. Langzaam loopt ze naar Albert toe. Als ze vlakbij is, blijft ze plotseling staan. Albert begrijpt direct waardoor dit komt. Vliegtuigen! Een heleboel! En ze komen hun kant op.“Allemaal onder de tafel!” gebiedt de juf. Albert laat zich van zijn stoel glijden en ploft op de grond.

Snel komen de vliegtuigen dichterbij. De juf controleert of iedereen dekking heeft gezocht en rent dan terug naar haar eigen plek. Ze duikt in elkaar en wringt zich onder het tafeltje. Met haar schouder stoot ze tegen de poot. Haar tafel wiebelt en de stapel schriften glijdt opzij. Vanuit zijn schuilplek ziet Albert precies wat er gebeurt. Hij wil de juf nog waarschuwen, maar het is te laat. Precies op het moment dat er vliegtuigen boven de school zijn, raken de schriften de inktpot.  Die schuift van de tafel en belandt boven op het hoofd van de juf. Ze gilt en alle kinderen kruipen nog dieper in elkaar. Dan zijn de vliegtuigen voorbij. De juf wurmt zich onder haar tafeltje vandaan en wrijft over haar hoofd. “Tjonge, dat deed pijn,” kreunt ze. Albert en alle andere kinderen staren hun juffrouw aan. “Maar beter een inktpot dan een bom,” besluit de juf en ze begint keihard te lachen. Even weten de kinderen niet wat ze moeten doen, maar dan schateren ze met hun juffrouw mee.

Op 13 april 1945 ziet Albert opnieuw een lange rij voertuigen Gieterveen binnen rijden. Deze keer zijn het geen Duitsers, maar Canadezen en Polen die hen komen bevrijden. De volgende dag komt ook zijn broer weer thuis. De tijd van onderduiken voor Duitsers is voorbij.

Auteur: Chris Vegter

 

Luisterverhaal B

 

  • Wat zijn dat voor voertuigen, linksboven?
  • Waarom kijken de mensen in het schoollokaal angstig naar boven?
  • Wat belandt er op het hoofd van de juf? Hoe komt dat?
  • Naar wie kijkt de jongen linksonder? Wat voelt hij?
  • Waarom is zijn vader zo boos?
  • Wat doen de jongens op de tekening onderin?
  • Wie staan er op de foto's in het fotoalbum dat je rechtsonder ziet?
  • Waor is Aaldert?

 

U kunt kiezen uit drie verwerkingsopdrachten. De verwerkingsopdracht Vrijheid & Tolerantie duurt circa 45 minuten. De opdracht over Albert duurt 45 tot 60 minuten. De opdracht over vrijheid en bevrijding duurt circa 15-30 minuten.

get_app Download hier de verwerkingsopdracht over vrijheid en tolerantie
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Albert
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over vrijheid en bevrijding

 

De verhalen bij de gemeente Aa en Hunze zijn opgehaald door Sonja de Ridder.