Gemeente Assen

close

Kijkvragen

 

  • Met wie zit Gosse linksboven in de kelder?
  • Waarom kijken ze naar boven?
  • Wie zijn de figuren op de achtergrond rechtsboven? Wat doen ze?
  • Wat staat er in de brand?
  • Op de tekening linksonder zit Mees met zijn hoofd tussen zijn handen. Waarom doet hij dat?
  • Wat doet Mees midden onder en hoe reageren zijn ouders daarop?
  • Wat ligt er onder de koekjes die moeder komt brengen?
  • Waar staat Aaldert op de plaat?

 

Assen: het verhaal over Gosse

Gosse staat in de bijna lege winkel en kijkt naar buiten. Het is zover. Hij hoort het aan de schoten die steeds dichter bij komen. Het gevecht om Assen is begonnen. “Kom jongen, we moeten nu écht naar beneden.” Gosse voelt de hand van zijn vader tegen zijn rug. “Het is te riskant om hier te staan.” Gosse knikt. Hij weet het, maar het liefst zou hij nog even in de winkel blijven. Beneden in de bunker zie je niets en wie weet hoe lang ze daar straks opgesloten zitten. Een aantal dagen geleden waren ze begonnen om de grote kelder onder het huis om te bouwen tot bunker. Het leek zijn vader de meest veilige plek om te schuilen als de gevechten in Assen uitbraken. Hun kelder zit diep onder de grond. Is zes meter lang, twee meter breed en twee meter hoog. In het midden hebben ze, om de zolder te stutten, een dikke boomstam geplaatst.

Gosse daalt de trap af en kijkt de kelder in. Zijn moeder en enkele buren zijn al beneden. Ze hebben een zitplaats gezocht op een paar stoelen of lege groentekisten. Gosse bekijkt hun gezichten. Hij ziet dat iedereen gespannen is. Dat gevoel heeft hij zelf ook. Want wat gaat er gebeuren? Worden de Duitsers echt verdreven en gaat dat gepaard met felle gevechten? Hij heeft verhalen gehoord over huizen die tijdens beschietingen in brand zijn gevlogen. Lopen zij dat risico ook?

“Fijn dat jullie er allemaal zijn, mensen,” hoort Gosse zijn vader zeggen. “Het is een beetje behelpen, maar ik denk dat we hier het meest veilig zijn. Gosse en ik hebben voor voldoende levensmiddelen gezorgd. Mocht het wat langer duren dan is er voor iedereen genoeg.” Gosse ziet dat de buurman de hand van zijn vrouw pakt. “We vinden het heel fijn, dat we hier mogen schuilen, Stel,” zegt hij. De vader van Gosse schudt zijn hoofd. “Geen moeite, Ernst. Als het andersom was geweest, hadden jullie dit ook voor ons gedaan, dat weet ik.” De buurman en zijn vrouw knikken. Gosse vindt dat zijn vader gelijk heeft. In hun straat helpen de meeste mensen elkaar. Als het nodig is, zijn ze er voor je.

Maar tijdens deze oorlog is dat helaas niet altijd gelukt. Toen de familie Lezer, die naast hen woonde, werd opgepakt, was iedereen machteloos. Gosse ziet nog precies voor zich hoe zijn buurmeisje Grietje werd weggevoerd, samen met haar ouders en haar zusje. Die angst op hun gezichten. Die smekende blikken van ‘help ons’. Dat besef en niets kunnen doen, heeft op Gosse diepe indruk gemaakt. Hij was ze gevolgd naar het station waar ze op de trein werden gezet. De handen van Grietje bij het raam en het briefje dat ze naar buiten probeerde te gooien. De hulpeloosheid die hij toen voelde, heeft een diep gat in zijn hart geboord. Hij mist Grietje en haar familie nog steeds.

Gosse zoekt een plekje bij het kelderraam en probeert aan iets anders te denken. Maar de schoten die steeds dichter bij lijken te komen, verhinderen dat. “Beste mensen, misschien een beetje vreemd, maar ik wil toch even jullie aandacht vragen.” De vader van Gosse is op de keldertrap gaan zitten en wijst op zijn horloge. “Het is twaalf uur en onze Gosse is jarig.” Gosse voelt dat iedereen in de kelder naar hem kijkt. Sommigen proberen te glimlachen. De buurvrouw staat op en slaat een arm om hem heen. “Gefeliciteerd, lieve jongen. Ik gun je na vandaag nog heel veel gelukkige jaren.” Gosse ziet dat haar ogen vochtig worden. Een voor een komen ze naar hem toe en schudden zijn hand. Op het moment dat zijn vader en moeder hem tegen zich aantrekken, klinkt er een luide knal. Het hele huis trilt. Iedereen in de kelder duikt in elkaar en blijft doodstil zitten. Dan ziet Gosse een roze schijnsel bij het kelderraam. “Er staat iets in de brand,” hoort hij zijn vader zeggen. Met z’n tweeën klimmen ze de keldertrap op. Ze doen de deur open en sluipen naar de winkel. Gosse ziet direct wat er aan de hand is. Het pand van meubelmaker Topma staat in brand. De vlammen laaien op en verspreiden zich naar het woonhuis. De vader van Gosse trekt de winkeldeur open en rent de straat op. “Brand, brand!” roept hij.

Even weet Gosse niet wat hij moet doen. Helpen? Water halen? Maar dan hoort hij de geweerschoten en beseft dat het buiten levensgevaarlijk is. Hij holt naar zijn vader en grijpt zijn arm. “Pa, naar binnen. Er wordt geschoten.” “Maar, jongen, we moeten toch iets doen!” “We kunnen niks. Dat is te riskant. Straks word je geraakt.” Met veel moeite lukt het Gosse om zijn vader weer de winkel in te trekken. Machteloos staan ze voor de etalageruit. De vlammen hebben nu ook de werkplaats van Topma bereikt. Een rode gloed hangt boven de stad.

Vanuit zijn ooghoeken ziet Gosse dat er mensen de straat in rennen. Gaan ze blussen? Proberen ze toch het pand van Topma te redden? Dan krijgt Gosse in de gaten dat het Duitsers zijn. Ze hollen en fietsen in de richting van het Noord-Willemskanaal. Die proberen weg te komen, schiet er door Gosses hoofd. Ze vluchten en zijn in paniek. “Kom pa, naar beneden. Straks zien ze ons en schieten ze. ” Met tegenzin laat de vader van Gosse zich naar de kelder duwen. Bij de deur aarzelt hij. Even lijkt het alsof hij terug wil lopen. Dan drukt hij de deurkruk naar beneden en daalt de kleine trap af. “Wat is er aan de hand?” wil moeder weten als ze beneden zijn. “De winkel van Topma staat in de brand, ma,” legt Gosse uit. Zijn moeder slaat haar handen voor haar gezicht. “O, nee toch,” schrikt ze. Gosses vader loopt naar zijn vrouw en trekt haar tegen zich aan. “Winkel, woonhuis, werkplaats, alles in lichterlaaie en het wemelt van de Duitsers,” zegt hij. Iedereen in de kelder kijkt de vader van Gosse aan. “Maar ze slaan op de vlucht,” voegt hij toe. “Ik denk dat het nu snel voorbij is.”

In de ochtend van 13 april 1945, op Gosses 19e verjaardag, kwamen de bevrijders Assen binnenrijden. Eerst jeeps en daarna zware tanks. Gosse en de anderen verlieten de kelder en ontdekten dat het Canadezen waren. Van de familie Lezer en zijn buurmeisje Grietje heeft Gosse nooit meer iets vernomen.

Auteur: Chris Vegter

 

Luisterverhaal A

 

Assen: het verhaal over Mees

Mees rijdt zijn fiets in het schuurtje en trekt de deur achter zich dicht. Met een diepe zucht zakt hij op de doos met oude kranten. Hij sluit zijn ogen en klemt zijn hoofd tussen zijn handen. Hoe kan het toch dat ik me tegelijk gelukkig en ongelukkig voel, denkt hij. Waarom ben ik blij en bang op hetzelfde moment? Na het laatste lesuur was hij met Okke het lokaal uitgelopen. Ze hadden elkaar geduwd en aangeraakt. Okke probeerde zijn aantekeningen af te pakken. En hij had zijn tas tegen zijn buik gedrukt en zich klein gemaakt. Ze stoeiden en lachten. En toen waren de handen van Okke ineens overal. Als tentakels van een inktvis. Links, rechts, boven en onder op zijn lijf. En het voelde fijn, heel fijn.  

Okke was zijn beste vriend, al sinds ze samen op de middelbare school kwamen. Inmiddels twee jaar geleden. Ze hadden allebei op een andere basisschool gezeten. Okke in de wijk Baggelhuizen en hij in de binnenstad. Toen hij Okke voor het eerst op het Nassau College tegen kwam, wist hij het meteen. Met hem wilde hij bevriend zijn. Gelukkig kwamen ze bij elkaar in de klas en hadden ze bijna hetzelfde lesrooster. Mees wist precies in welk lokaal Okke zat als ze niet het gelijke vak hadden. Hij kende altijd de snelste route om hem daarna weer tegen te komen.

Na de stoeipartij in de gang was Mees met Okke naar Baggelhuizen gefietst. Een behoorlijke omweg voor hem, maar hij wilde zo graag iets langer bij Okke zijn. Ze namen het pad door het Asser bos. Mees had Okke het liefst willen voorstellen om hun fietsen tegen een boom te zetten en een wandeling te maken. Maar toen was Okke over meisjes begonnen. Over Rosanne en Fleur. En dat hij Fleur echt het einde vond. Mees was onzeker geworden. Ineens had hij zich ongelukkig gevoeld en gezegd dat hij niet laat thuis mocht komen. Hij had zijn hand opgestoken en was zonder verder iets te zeggen linksaf geslagen.

Mees laat zijn hoofd los en gaat rechtop zitten. Waarom voel ik me nu zo, flitst er door zijn hoofd. Het is toch fijn dat Okke op Fleur valt. Ze is het leukste meisje van de klas en ik vind haar ook superlief. Waar komt dat ongelukkige gevoel dan vandaan? Het antwoord dat heel langzaam vanuit zijn buik naar boven kruipt, maakt Mees bang. Hij schrikt en zijn wangen kleuren rood. “Dat is niet waar,” fluistert hij. “Zo ben ik niet. Okke is alleen mijn allerbeste vriend.”

De deur van het schuurtje gaat open. “Hè Mees, ben je al thuis?” In de deuropening staat zijn moeder, haar arm vol oude kranten. “Zit je hier al lang?” Mees voelt zich betrapt. Hij staat op en neemt het pakketje van zijn moeder over. “Nee, nog maar net,” antwoordt hij en legt de kranten bovenop de doos met oud papier. “Maar waarom zat je daar, is er iets gebeurd?” Mees pakt zijn tas van de bagagedrager en schudt zijn hoofd. “Ik had alleen hard gefietst en was moe.” Zijn moeder slaat haar arm om hem heen. “Dan wordt het tijd voor thee,” lacht ze en ze trekt Mees mee naar buiten. Met z’n tweeën lopen ze naar het grote huis. Mees kijkt om zich heen. Hij ziet de slordige tuin en het hobbelige pad. Zijn vader en moeder vinden het niet belangrijk om een prachtig gazonnetje en perfecte borders te hebben. ‘Liever gek en bijzonder, dan saai en perfect,’ zegt zijn vader altijd. Dat geldt voor het huis en zeker voor de tuin. Ze wonen in een chique buurt, maar hun huis is een soort villa Kakelbont, waar alles kan en mag.

Mees herinnert zich de gekke dingen die ze hier deden. Zijn eerste modeshow op het tuinpad. Toen hij een roze jurk en hoge hakken van zijn moeder droeg. Met een ruk blijft Mees staan. Zouden Okke en andere jongens zoiets ook hebben gedaan? Een modeshow lopen in de kleren van je moeder? Ben ik dan toch anders dan hen, schiet er door zijn hoofd. Opnieuw voelt Mees zijn wangen rood worden. “Wat is er, lieverd?” vraagt zijn moeder en ze strijkt door zijn krullen. Mees aarzelt, zal hij vertellen waar hij aan denkt? Maar hoe zal zijn moeder reageren? Misschien is ze wel teleurgesteld in hem. “Uh, ik heb veel huiswerk en… eigenlijk geen tijd om thee met je te drinken,” hakkelt hij. Zijn moeder kijkt hem aan. Mees weet dat ze twijfelt aan wat hij zegt. Even overweegt hij haar toch in vertrouwen te nemen. Maar de angst om uit te spreken wat hij ontdekt heeft, weerhoudt hem. Zijn moeder laat haar handen zakken en drukt een zoen op zijn voorhoofd. “Dan breng ik de thee straks wel boven,” zegt ze en ze trekt de keukendeur open. Mees knikt en zwiept zijn tas over zijn schouder. Snel loopt hij het huis binnen en stiefelt de trap op.

Op zijn kamer zet hij de tas naast het bureautje en laat zich op zijn bed vallen. Wat is er toch met mij, denkt hij. Ik wil gewoon zijn, net als andere jongens. Een puber, die van meisjes houdt. En niet iemand worden, die ik niet wil zijn. Want dan gaan mensen over me praten. Misschien schaamt mijn broertje zich dan voor me. En wordt hij door anderen gepest, omdat ze weten hoe ik ben. Op de televisie en internet had hij gezien, hoe ze met jongens zoals hij omgaan. Er zijn zelfs landen waar het verboden is om te voelen wat hij voor Okke voelt. Mees pakt de grote knuffel die op de grond ligt en trekt hem tegen zich aan. “Ik mag niet worden wie ik eigenlijk ben,” fluistert hij. “Die vrijheid heb ik niet.”

Op de trap klinken voetstappen. Mees legt zijn knuffel weg en schiet overeind. Graait een boek uit zijn tas en gaat aan zijn bureau zitten. “De thee,” hoort hij zijn moeder zeggen. Ze klopt en doet voorzichtig de deur open. “Waar zal ik dit neerzetten?” vraagt ze. Mees kijkt naar het dienblad en wijst naar zijn bureau. “Hier maar,” zegt hij zacht. Zijn moeder pakt een beker en een schoteltje van het blad en zet die naast de computer. “Als je nog meer wilt, moet je het zeggen. Er is genoeg.” Zacht strijkt ze met haar vingers langs zijn wang en loopt terug naar de deur. “En als je iets anders wilt, ben ik er ook voor je,” zegt ze. Mees knikt en buigt zich diep over het boek. Zijn moeder verlaat de kamer en loopt de trap af. Pas als beneden de kamerdeur dicht gaat, kijkt Mees op. Zijn blik glijdt langs het schoteltje. Onder de koekjes ligt een briefje en een mini opschrijfboekje. Mees trekt het schoteltje naar zich toe en vouwt het briefje open. “Het hebben van gedachten en gevoelens kan soms zwaar zijn,” leest hij. “Ze opschrijven zorgt voor bevrijding, liefs mam!”

Vrijelijk gebaseerd op: Confettiregen, door Splinter Chabot

Auteur: Chris Vegter

 

Luisterverhaal B

 

  • Met wie zit Gosse linksboven in de kelder?
  • Waarom kijken ze naar boven?
  • Wie zijn de figuren op de achtergrond rechtsboven? Wat doen ze?
  • Wat staat er in de brand?
  • Op de tekening linksonder zit Mees met zijn hoofd tussen zijn handen. Waarom doet hij dat?
  • Wat doet Mees midden onder en hoe reageren zijn ouders daarop?
  • Wat ligt er onder de koekjes die moeder komt brengen?
  • Waar staat Aaldert op de plaat?

 

U kunt kiezen uit drie verwerkingsopdrachten. De verwerkingsopdracht over Gosse duurt circa 75 minuten. De verwerkingsopdracht over vrijheid en bevrijding duurt 15 tot 30 minuten. De verwerkingsopdracht over Mees duurt circa 60 minuten. 

get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Gosse.
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over vrijheid en bevrijding.
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Mees.

 

Verhaal A - Gosse Stel

Het verhaal over Gosse Stel is met dank aan de volgende personen/ instanties tot stand gekomen.

- De Asser Historische Vereniging - optekenen van het verhaal van Gosse Stel

- De weduwe van Gosse Stel

In de lesbrief zijn onderstaande foto's opgenomen.

                  

De familie Stel en hun groentewinkel (1932).                           Gosse en zijn buurmeisje Grietje Lezer.

 

Verhaal B - Mees

Het verhaal over Mees is gebasseerd op het boek 'Confettiregen' door Splinter Chabot.