Gemeente Emmen

close

Kijkvragen

 

  • Welke dieren zie je op de plaat? 
  • Wie is de man in het zwarte pak? Met wie praat hij?
  • Wat wordt er op de hooizolder gevonden?
  • Wie steekt er in het midden zijn hoofd uit de tank?
  • Waar wijst hij naar?
  • Waarom wordt er rechtsonder feest gevierd?
  • Wie is het meisje met de gele jurk? Wat vindt Jozef van haar?
  • Aaldert is er ook. Zien jullie waar hij is?

 

Emmen: het verhaal over Willem Oosting

Het was rustig in de dierentuin. De zon scheen en de eerste krokusjes stonden op het punt om open te barsten. Willem Oosting bukte. Hij bekeek de kleine groene bloemetjes en glimlachte. De natuur trok zich gelukkig niets aan van oorlog, militairen of bezetters. Willem kwam overeind en keek om zich heen. ‘Eigenlijk gedraag ik mezelf ook een beetje als de natuur,’ dacht hij. ‘Ik trek me ook niets van die Duitsers aan.’ Willem stak zijn handen in zijn zakken en liep in de richting van de dierenverblijven.

Tien jaar geleden was zijn droom werkelijkheid geworden. Hij had zijn eigen dierentuin geopend. Vanaf dat hij klein was geweest, had hij al graag veel dieren willen hebben. En dat was hem gelukt. IJsberen, olifanten, leeuwen en heel veel andere dieren waren te zien in zijn Noorderdierenpark. Maar nu, na bijna vijf jaar oorlog, waren de dieren niet de enige bewoners in zijn park. Er waren ook mensen bijgekomen. In tegenstelling tot de dieren was het juist de bedoeling dat deze mensen niet gezien werden. Het was begonnen met één verzetsstrijder. Een man die werd opgejaagd door de Duitsers en een onderduikadres zocht. Willem had hem een schuilplaats aangeboden. Daarna kwamen er steeds meer bij. Verzetsmensen, jongemannen die op de vlucht waren voor dwangarbeid en een joods meisje.

Willem bleef staan en haalde zijn handen uit zijn zakken. Hij keek naar het roofdierenverblijf. Daar op de hooizolder boven de olifanten, sliepen nu elke nacht achttien onderduikers. Overdag werkten ze in de dierentuin. Ze droegen overalls en waren niet te onderscheiden van de dierenverzorgers die Willem echt in dienst had. Een bijna onzichtbaar glimlachje gleed over Willems gezicht. Hier kon hij, ondanks de gevaarlijke situatie, nog steeds van genieten. Onderduikers die vrij rondliepen in zijn dierentuin, zonder dat de Duitsers ook maar iets in de gaten hadden. Er waren zelfs soldaten en officieren die een wandelingetje maakten in het park en een gesprek met hen aanknoopten.

Willem wilde zich omdraaien, maar bleef abrupt staan. Het geluid van marcherende laarzen drong zijn oren binnen. ‘Soldaten’, schoot er door zijn hoofd. ‘Een hele groep en die komt hier niet om een ommetje te maken.’ Zo rustig mogelijk draaide Willem zich om. Een halve peloton militairen kwam recht op hem af. Willem herkende de officier die de groep aanvoerde. Hij had weleens een praatje met hem gemaakt. Zo ontspannen mogelijk stak Willem zijn hand op en liep de officier tegemoet. “Goedemorgen,” groette hij. “Wat kan ik voor u doen?” De officier bleef staan, gaf de groep een commando en keek Willem strak aan. “Controle,” antwoordde hij. Willem trok zijn wenkbrauwen op. “Controle?” herhaalde hij. “Waarvoor?”

“Onderduikers,” zei de officier scherp. Een fractie van een seconde verstijfde Willem, schudde zijn hoofd en begon te lachen. “Die zijn hier niet,” antwoordde hij. “Alle mensen die hier rondlopen zijn bij mij in dienst.” De officier deed zijn armen achter zijn rug en keek naar het roofdierenverblijf. “We willen alle gebouwen controleren,” blafte hij. “En met die gaan we beginnen.” Hij knikte in de richting van het dierenverblijf. Willem schrok. Op de zolder van dat gebouw sliepen de onderduikers. En ’s ochtends ontbeten ze daar. Willem hoopte dat ze alles hadden opgeruimd, zoals was afgesproken. De officier gaf een bevel en de soldaten stampten het verblijf binnen. Willem en de officier volgden. “WAT MOET DAT DAAR?” snauwde de officier en wees naar een afwasteil vol borden en kopjes. Willems hart sloeg over. Hij slikte. “Oh dat,” zei hij en glimlachte. “Dat eh…. hebben mijn verzorgers laten staan. Een van de dieren is zwanger en moet bevallen. Mijn verzorgers willen zo dicht mogelijk in de buurt blijven om te hulp te kunnen schieten.” De officier keek Willem aan, dacht even na en knikte. De soldaten zochten verder. Ze vonden niets. Toen klauterden twee van hen de hooizolder op. Willem versteende. ‘Als de onderduikers hun spullen nu maar volgens afspraak hebben opgeborgen,’ dacht hij.

Na een paar minuten liet een van de soldaten zich weer naar beneden zakken. In zijn hand hield hij een kussen en een deken. “En wat heeft DAT te betekenen?” wilde de officier weten. De spieren in Willems buik trokken samen. Hij keek naar de hand van de soldaat en toen naar de officier. “Ook ’s nachts laten mijn verzorgers een zwanger dier niet alleen,” antwoordde hij. “Een baby kan immers ook ‘s nachts geboren worden.” De officier kneep zijn ogen tot spleetjes. Hij staarde Willem minutenlang aan. Daarna draaide hij zich om en wendde zich tot de soldaten. “Volgende gebouw,” beval hij en stiefelde naar buiten. Willem sloot zijn ogen. Haalde diep adem en blies die langzaam weer uit. “Pfff, dat was op het nippertje,” fluisterde hij.

Auteur: Chris Vegter

Luisterverhaal A

 

Emmen: het verhaal over Jozef

De zware tank rijdt als eerste de zandweg af en rolt de straat op. Jozef duwt de klep van de toren open. Hij steekt zijn hoofd naar buiten en haalt diep adem. De frisse aprillucht doet hem goed. Heerlijk om even weer die wind rond z’n hoofd te voelen.Het is een heftige dag geweest. Jozef merkt het aan zijn lichaam. Hij is bekaf. Urenlang met z’n vijven in een tank zitten, is zwaar. Voor je lijf, maar ook voor je hoofd. Je moet alert blijven, de omgeving in de gaten houden en zorgen dat je in de goede positie komt om te vuren. En telkens die angst en het gevaar om zelf geraakt te worden. De gevechten waren die dag al vroeg begonnen. Majoor Wasilewski had hun eskadron in tweeën verdeeld. Een aantal tanks moest via Zweeloo en Noord Sleen proberen Emmen te bereiken. En de groep van Jozef kreeg de opdracht om de trambrug bij Noordbarge te veroveren.

Toen ze met hun tanks en manschappen bij het Oranjekanaal kwamen, ontdekten ze dat de Duitsers de brug al hadden opgeblazen. Ze zaten ingegraven aan de andere kant van het water. Eerst gebeurde er niets, maar toen ze op 100m waren genaderd, brak de hel los. Ze kwamen onder zwaar vuur te liggen. Het enige dat ze konden doen, was terugschieten en de Duitse stellingen bestoken. Doordat ze zagen waar de Duitse kogels vandaan kwamen, konden ze hun kanonnen heel precies richten. Boerderijen en schuren vlogen in brand. Achttien Duitsers kwamen om het leven. En twee van zijn Poolse maten. Jozef zet zijn helm even af en laat de wind met z’n haren spelen. Weer twee van ons minder, denkt hij. Het lukt hem maar niet om daar aan te wennen. Telkens afscheid nemen van jongens die je heel goed kent. Waarmee je hebt gepraat, gelachen en gehuild en die je nu nooit meer zult zien. Even ziet Jozef het gezicht van zijn broer voor zich. Hoe zou het met Brunoslaw gaan? Leeft hij nog? Hij heeft al een poos niets van hem gehoord. Jozef houdt zijn hand boven zijn ogen en speurt de rechte straat af. Het begint langzaam donkerder te worden. Jozef kijkt naar links en rechts, maar ziet nergens beweging.

Brunoslaw en hij waren samen Polen ontvlucht. Dat was 6 jaar geleden. Net na zijn zestiende verjaardag.  De Duitsers waren vanuit het westen hun land binnen gevallen. De Russen kwamen vanuit het oosten. Ze verdeelden Polen en teisterden de bevolking. Brunoslaw had voorgesteld om samen hun land te verlaten. Met z’n tweeën belandden ze in Frankrijk. Ze dachten daar veilig te zijn. Maar ook dat land werd al snel door de Duitse nazi’s bezet. Brunoslaw en hij kwamen in Normandië terecht. Daar werden ze door de Duitsers aan het werk gezet. Samen met Franse en Poolse mannen moesten ze bunkers bouwen om de stranden te bewaken. Toen Normandië in 1944 bevrijd werd, trokken Brunoslaw en hij naar Engeland. Ze sloten zich aan bij de Poolse divisie van het Canadese leger. Jozef zet zijn helm weer op en laat zich in de tank zakken. “Hoe laat is het?” vraagt hij aan een van zijn maten. “Tien voor zeven,” luidt het antwoord. Jozef zet zijn voet op het trappetje en wurmt zich weer naar boven. Zal het nog ver zijn, denkt hij? En wat zullen we straks aantreffen in Emmen? In Coevorden waren veel mensen de straat opgerend. Ze waren blij om hen te zien en juichten hen toe. Zou dat hier ook gebeuren?

Jozef ziet de huizen steeds dichterbij komen. Hij probeert het bordje te lezen dat langs de straat staat. “Wil-hel-mina-straat,” spelt hij. Dat is de naam van de Nederlandse Koningin, denkt hij. Langzaam rijden ze steeds verder de bebouwde kom in. De eerste deuren gaan open. Mannen, vrouwen en kinderen komen naar buiten. “Hello boys, are you Canadians?” roepen twee jongens. Jozef schudt zijn hoofd. “Wir sind Polski,” geeft hij als antwoord. Jozef ziet de beide jongens schrikken. “POLSKI!” herhaalt Jozef en hij wijst naar het embleem op zijn uniform. De jongens kijken elkaar verbaasd aan. Even twijfelen ze nog, maar steken dan hun duim op en lopen met hen mee. Steeds meer mensen wagen zich de straat op. Ze juichen en blijven naast de tank lopen. Jozef werkt zich verder omhoog en gaat bovenop de toren zitten. Een van zijn maten kruipt naast hem. Ze zien hoe uitbundig de mensen in Emmen zijn. Ze zingen, dansen en juichen. Jozef kan zich dat heel goed voorstellen. Als een ander land vijf jaar de baas over je heeft gespeeld, is het fantastisch om weer vrij te zijn. Dat is ook de reden waarom hij via Nederland naar Polen wil. Zijn eigen land bevrijden, dat is zijn doel.

“Can I sit there?” Jozef kijkt opzij. Naast de tank loopt een meisje dat hem stralend aankijkt. Ze wijst naar het plekje tussen hem en zijn maat. “Here?” wijst Jozef. Het meisje lacht. “Yess, please?” Jozef kijkt naar haar gezicht en haar uitgestoken hand. Hij krijgt vreemde kriebels in zijn buik. Wat een mooi en vrolijk meisje, denkt hij. Hij steekt zijn hoofd in de tank en roept dat ze moeten stoppen. Als ze stil staan, grijpt hij de uitgestoken hand en hijst het meisje naast zich op de tank. “I am Roelie,” zegt het meisje. “Ich Jozef.” De tank komt weer in beweging. Samen rijden ze door de straten van Emmen. Overal staan hossende mensen. Ze springen en zwaaien met oranje en rood-wit-blauwe vlaggetjes. Jozef ziet het, maar de uitbundigheid dringt niet echt tot hem door. Hij moet steeds naar Roelie kijken. Naar haar gezicht, haar huid, haar krullen. Alles aan haar vindt hij mooi. Dit is een meisje waar ik verliefd op kan worden, denkt hij.

Na Emmen moet Jozef helaas verder richting Duitsland. Tijdens het laatste gevecht in Drenthe raakt hij twee keer gewond. Hij overleeft het en vindt ook zijn broer terug. Omdat het in Polen niet veilig is, blijven Brunoslaw en hij in Nederland. In Emmen zoekt Jozef Roelie weer op. Ze trouwen en krijgen twee kinderen.

 

Luisterverhaal B

 

  • Welke dieren zie je op de plaat? 
  • Wie is de man in het zwarte pak? Met wie praat hij?
  • Wat wordt er op de hooizolder gevonden?
  • Wie steekt er in het midden zijn hoofd uit de tank?
  • Waar wijst hij naar?
  • Waarom wordt er rechtsonder feest gevierd?
  • Wie is het meisje met de gele jurk? Wat vindt Jozef van haar?
  • Aaldert is er ook. Zien jullie waar hij is?

 

U kunt kiezen uit drie verwerkingsopdrachten. De verwerkingsopdracht over Willem Oosting duurt circa 30 minuten. De verwerkingsopdracht over vrijheid en bevrijding duurt circa 15-30 minuten. De verwerkingsopdracht over Jozef duurt ongeveer 60 minuten.

get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Willem Oosting
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over vrijheid en bevrijding
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Jozef