Gemeente Hoogeveen

close

Kijkvragen

 

  • De mensen bovenin hebben koffers en rugzakken bij zich. Waarom?
  • Waar kruipen de vluchtelingen in rechtsboven op de plaat?
  • Kijk goed naar de vliegtuigen. Uit welk land komen ze? Hoe zie je dat?
  • Wat wordt er door de vliegtuigen beschoten?
  • Waarom kijkt Johns zus angstig naar boven?
  • Rechtsonder zie je John en zijn familie. Waar gaan ze naartoe?
  • Zie je Aaldert ook ergens?

 

Hoogeveen: het verhaal over Hasim

Het is stil in de buitenwijk van Athene. De straten zijn donker en verlaten. Slechts achter een enkel raam brandt licht. Hasim trekt de capuchon dieper over zijn hoofd en kijkt om zich heen. Het kan nu niet ver meer zijn, denkt hij. De man had gezegd dat hij deze straat uit moest lopen tot hij bij een parkeerplaats kwam. Daar zou de vrachtwagen klaar staan. Hasim verschuift de banden van zijn rugzak en loopt verder. Na het laatste troosteloze gebouw buigt de straat naar links. In de bocht is een open plek. Omringd door bomen en woekerende struiken. Dat zou de parkeerplaats kunnen zijn, denkt Hasim. Maar waar is de vrachtwagen?  Onzeker blijft hij staan. De afgelopen weken heeft hij meerdere keren gemerkt dat je zomaar in gevaarlijke situaties terecht kunt komen. Lang niet alle mensen zijn te vertrouwen. Sommigen beloven van alles, maar azen alleen op je geld. De blik van Hasim glijdt over de halfronde zandvlakte. Overal ligt troep. Lege plastic zaken, flessen en een aantal kapotte koffers. “Psst, wij zitten hier.” Verschrikt draait Hasim zich om. De stem komt achter een paar verwilderde struiken vandaan. Er klinkt geritsel. Takken worden uiteengebogen. Door de opening kruipen twee mannen tevoorschijn. Ze hebben een koffer en tas bij zich. “Kom je ook voor de vrachtwagen?” vraagt een van hen. Hasim zet een stap naar achteren en bestudeert de mannen. Eén van hen is ouder dan hij, de ander een stuk jonger. Moet hij op de hoede zijn? “Ja,” antwoordt hij kort. De oudste van de twee steekt zijn hand uit. “Ik ben Eisa,” zegt hij. “En dat is mijn zoon Said. ” Hasim ontspant. Voor deze mannen hoeft hij niet bang te zijn. Die zijn net als hij op de vlucht. “Mijn naam is Hasim,” geeft hij als antwoord. Ze schudden elkaar de hand. “Mijn zoon en ik zijn hier vanmiddag al naar toe gekomen,” legt Eisa uit. “We moesten ver en we wilden niet te laat zijn.” Voorbij de bocht klinkt het geronk van een vrachtwagen. “Daar zul je hem hebben,” roept Said en hij rent naar de straat. De truck met aanhanger mindert vaart en draait de parkeerplaats op. Hasim, Eisa en Said lopen naar de cabine. De deur gaat open en de chauffeur springt naar buiten. Zonder hen te begroeten maakt hij een gebaar naar de andere kant van de gele oplegger. “Meekomen,” bijt hij hen toe.  Met z’n drieën volgen ze de man. Hij stopt bij een metalen bak tussen de trekker en de aanhangwagen. Het lijkt een roestvrijstalen benzinetank. “Daarin,” commandeert de chauffeur. Hasim en Eisa kijken elkaar aan. “Wie?” vraagt Hasim. “Alle drie,” snauwt de chauffeur. “En snel, want ik blijf hier niet lang staan.” Hij trekt twee beugels los en maakt de bak open. “Maar daar passen geen drie mensen in,” protesteert Hasim. De chauffeur kijkt hem kwaad aan. “Aan jou de keuze,” zegt hij. “Je mag hier blijven, als je wilt.” Said zet zijn voet in de bak en klimt erin. Eisa wil hem de koffer aanreiken, maar de chauffeur houdt hem tegen.  “Geen koffers,” zegt hij. “Alleen tassen.” Eisa klikt de koffer open en gooit de inhoud in de metalen bak. Stopt de tas erbij en kruipt naast zijn zoon. De chauffeur schopt de koffer in de berm. Uitdagend kijkt hij Hasim aan. “En wat wil jij?” vaagt hij. Hasim twijfelt. Hij heeft 700 dollar betaald. Geld dat hij van zijn familie heeft geleend. Toen hij samen met zijn vrouw en kinderen vanuit Syrië vluchtte, had hij zoveel mogelijk geld meegenomen. Van hunzelf, maar ook van zijn broer en zus. Hij had beloofd dat terug te betalen als hij veilig in Nederland was aangekomen. Hun eigen geld was al op. Een deel hadden ze aan een mensensmokkelaar betaald die hen van Syrië naar Turkije had gebracht. De rest was opgegaan aan de oude, goedkope flat in Istanbul waar zijn vrouw en kinderen nu verbleven. Eerst waren ze van plan geweest om met z’n vijven de tocht naar Nederland te maken. Maar zijn vrouw vond dat te gevaarlijk. Hasim zou nu in zijn eentje een poging wagen. Eerst naar Oostenrijk en dan, als het kon, naar Amsterdam. “Nou, wat wil je?” herhaalt de chauffeur. Hasim gooit zijn rugzak in de bak en wringt zich naast Eisa. Er is nog nauwelijks nog ruimte voor hem. Hij moet zijn knieën optrekken en zijn hoofd half in z’n rugzak persen. De chauffeur sluit de bak en zet de beugels vast. Hasim hoort Eisa hijgen. Hij heeft zelf ook het gevoel dat hij te weinig zuurstof krijgt. De deur van de cabine wordt dichtgeslagen. De vrachtwagen komt in beweging. Ze rijden de parkeerplaats af en draaien de straat op. Hasim voelt dat ademhalen makkelijker wordt. Door de snelheid waarmee ze rijden, komt er meer frisse lucht de tank binnen. Hij sluit zijn ogen en denkt aan zijn vrouw, kinderen en hun vlucht uit Damascus.

Ze woonden in een prachtige flat. De kinderen hadden een eigen kamer, speelgoed en een computer. Hij en zijn vrouw waren gelukkig. Door de regering van Assad veranderde dat. De mensen voelden zich niet meer vrij. Ze mochten niet langer zeggen en geloven wat ze wilden en kwamen in opstand. Hun wijk werd gebombardeerd en hun flat kapotgeschoten. Er vielen veel doden, buren, vrienden, kinderen. Het enige dat ze konden doen was vluchten. In nu ligt hij met twee onbekende mannen in een metalen bak op weg naar Oostenrijk. Hasim schrikt wakker. De vrachtwagen stopt. Hij hoort dat de beugels van de bak worden losgeschroefd. Het deksel klapt op. “Uitstappen,” beveelt de chauffeur. “Snel.” Hasim kruipt uit de tank. Alles aan zijn lijf doet pijn. Hij voelt zich vies, bezweet en uitgeput. Said helpt zijn vader. Eisa kan nauwelijks op z’n benen staan. Zijn gezicht is lijkbleek en hij heeft moeite met ademhalen. “Waar zijn we?” vraagt Hasim. “Oostenrijk!” blaft de chauffeur en hij gooit de laatste spullen van Eisa uit de bak. Zonder hen verder een blik waardig te keuren, zet hij de beugels vast en stapt de cabine in. Said graait de kleren en restjes voedsel die op de grond liggen bij elkaar. “Wat ga jij nu verder doen, Hasim?” vraagt hij. Hasim wrijft over zijn pijnlijke nek en schouders. “Ik probeer zo snel mogelijk in Wenen te komen,” zegt hij. “En jullie?” Said kijkt zijn vader aan. “Ik denk dat we hier blijven tot mijn vader zich beter voelt.” Hasim knikt. “Ok, dan ga ik,” zegt hij. Hij kijkt naar de twee mannen en aarzelt. Hoe neem je afscheid van mensen waarmee je 46 uur in een kleine, donkere ruimte hebt gezeten en die je nauwelijks kent? Hasim steekt zijn handen uit en pakt die van Eisa en Said beet. “Ik hoop dat we alle drie het veilige en vrije land vinden waarnaar we op zoek zijn,” zegt hij. Dan draait hij zich om en loopt weg.

Hasim heeft het geluk dat iemand hem naar Wenen brengt. Van het weinige geld dat hij nog heeft, koopt hij een kaartje naar Amsterdam. Hij komt in het opvangcentrum in Ter Apel terecht. Na een tijd mag hij zijn familie laten overkomen. Hun aankomst op Schiphol zal Hasim nooit vergeten. Nu leven ze met z’n vijven gelukkig, veilig en VRIJ in Hoogeveen.

Over Eisa en Said heeft hij nooit meer iets gehoord.

 

Luisterverhaal A

 

Hoogeveen: Het verhaal over Johm

John zit in de trein en kijkt zijn ogen uit. Huizen, weilanden, bossen en rivieren glijden aan hem voorbij. Het is de eerste keer in zijn leven dat hij met de trein mag en hij vindt het geweldig.  Samen met zijn vader, moeder, broertje en zus is hij op weg naar Bovensmilde. Daar wonen zijn opa en oma. John heeft zijn grootouders nog bijna nooit gezien. Dat komt door de oorlog. Die duurt nu al meer dan vier jaar. Een verre reis met de trein maken is dan heel moeilijk. Maar vandaag doen ze het toch. John is heel blij dat hij bij het raam mag zitten. Dat is de mooiste plek, vindt hij. Daar kun je alles zien. Als je door een dorp of stad rijdt, zie je de achterkant van huizen. Je kijkt op tuinen, schuurtjes en wasgoed dat hangt te drogen. Soms staan er mensen die aan het werk zijn en die zwaaien terug als jij je hand op steekt. “En hoe vind je het?” vraagt zijn vader. “Mooi, pap. Ik hoop dat we er nog lang niet zijn.” De vader van John begint te lachen. “Nou, dat is dan erg jammer voor jou,” zegt hij. “Want we zijn al over de helft. Nog even en we rijden Hoogeveen binnen. Daarna alleen nog Beilen en Assen.” John kijkt zijn vader teleurgesteld aan. “Maar de terugreis komt ook nog,” stelt zijn vader hem gerust. “Mag ik dan weer bij het raam, pap?” “Ja hoor, als er plek is, mag jij daar weer zitten.” De trein mindert vaart en stopt voor het stationsgebouw van Hoogeveen. John ziet mensen in en uit stappen. Overal op het perron staan Duitse soldaten. Ze hebben hun geweren over de schouder en turen naar de lucht. Langzaam komt de trein weer in beweging. Flarden stoom dwarrelen als witte wolkjes langs de ramen. Ze rijden Hoogeveen uit en passeren een overweg. Opeens stopt de trein, midden in het veld. John kijkt uit het raam. Zijn ze nu al in Beilen? Nergens ziet hij een station. Hij draait zich om naar zijn vader en moeder. Die kijken elkaar bezorgd aan. Niemand beweegt. Het is doodstil in de coupe. Dan hoort John ze aankomen. Ronkende vliegtuigen. Ze duiken naar beneden. Recht op hun trein af. Er wordt geschoten. Kogels vliegen links en rechts langs hun wagon. Dan trekken de vliegtuigen weer op. Mensen komen in beweging. Sommigen schreeuwen, anderen huilen. John voelt de hand van zijn moeder. “Vlug, we moeten hier weg!” hoort hij haar roepen. Samen met z’n broertje en zus wordt John de coupe uit getild. Met z’n vijven staan ze naast de trein. John ziet mensen het weiland in vluchten. Maar waar moeten ze heen. Nergens zijn huizen of bomen om te schuilen. Voor de tweede keer komen de vliegtuigen op hen af. In een duikvlucht vallen ze naar beneden. John wordt hard tegen de grond gedrukt. Naast z’n broertje en zus. Zijn vader en moeder laten zich als een schild bovenop hen vallen. John merkt hoe zwaar ze zijn en hij voelt pijn.  Scherpe kiezelsteentjes dringen zijn handen en knieën binnen. Opnieuw wordt er geschoten. Overal zijn kogels. Ze doorboren de wagons. Versplinteren de ramen.  John houdt zijn adem in. Elk moment kunnen ze geraakt worden. Dan stijgen de vliegtuigen weer op en verdwijnen hoog in de lucht. De stilte die volgt, duurt heel kort. Opeens klinkt overal gekreun, gesnik en gegil. De ouders van John krabbelen overeind. Ze tillen hun kinderen op en klemmen hen tussen zich in. John ziet een gewonde man. Hij bloedt bij zijn hoofd, nek en borst. Een vrouw ondersteunt hem. Verderop knielen mensen op de grond. Ze buigen zich over levenloze lichamen. En overal liggen gloeiendhete kogels.  Langzaam komt iedereen in beweging. Gewonde mensen worden opgetild en weggedragen. Anderen blijven liggen met familie of reisgenoten die huilen en schreeuwen. In een lange rij loopt John met zijn ouders langs het spoor. Hij houdt de handen van zijn moeder en zus vast. Zijn vader loopt vlak voor hen en draagt zijn broertje op de arm. “Waar gaan we heen, mam?” fluistert John. “Dat weet ik niet, lieverd. Maar we moeten hier weg.” Samen met de andere reizigers strompelen ze over de rails. De vader van John blijft staan. Hij wijst naar een boerderij die een paar honderd meter van het spoor staat. “Misschien kunnen we daar terecht,” zegt hij. Moeder knikt. Samen met andere mensen verlaten ze de spoordijk. Ze lopen langs een sloot in de richting van de boerenhoeve. “Komen we zo wel bij opa en oma?” vraagt John. Zijn moeder kijkt hem aan. Aan haar gezicht ziet John, dat ze het antwoord op zijn vraag niet weet.

De zesjarige John de Jonge was één van de inzittenden van de trein die, in augustus 1944 ter hoogte van de Wijsterseweg bij Hoogeveen, werd beschoten door Amerikaanse jachtvliegtuigen. Er kwamen 44 mensen om het leven en 141 raakten gewond. John en zijn ouders werden opgevangen op de boerderij van de familie Strijker. Later bracht een vrachtwagen hen naar Assen. Daar wachtte zijn 73-jarige opa hen op. Hij was op zijn oude fiets van Bovensmilde naar Assen gereden.

 

Luisterverhaal B

 

  • De mensen bovenin hebben koffers en rugzakken bij zich. Waarom?
  • Waar kruipen de vluchtelingen in rechtsboven op de plaat?
  • Kijk goed naar de vliegtuigen. Uit welk land komen ze? Hoe zie je dat?
  • Wat wordt er door de vliegtuigen beschoten?
  • Waarom kijkt Johns zus angstig naar boven?
  • Rechtsonder zie je John en zijn familie. Waar gaan ze naartoe?
  • Zie je Aaldert ook ergens?

 

U kunt kiezen uit drie verwerkingsopdrachten. De verwerkingsopdracht over Hasim duurt circa 90 minuten. De opdracht over John duurt 60 minuten. De opdracht over vrijheid en bevrijding duurt circa 15-30 minuten.

get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Hasim.
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over John.
get_app Download hier de verwerkingsopdracht over Vrijheid en Bevrijding.

 

Hoogeveen: het verhaal over John

Bronnen

http://hoogeveen.serc.nl/bibliotheken-in-de-gemeente-hoogeveen/digitale-bibliotheek-over-hollandscheveld-en-hoogeveen-van-albert-metselaar/website/

Extra bronnen:

https://www.rtvdrenthe.nl/nieuws/150527/75-Jaar-na-treinbeschieting-Hoogeveen-Dankbaar-om-dit-met-zo-veel-te-kunnen-herdenken

http://hoogeveen.serc.nl/bibliotheken-in-de-gemeente-hoogeveen/digitale-bibliotheek-over-hollandscheveld-en-hoogeveen-van-albert-metselaar/website/

Boek:

Dodelijk spoor – Albert Metselaar. Informatiecentrum Geschiedenis Hollandscheveld & Hoogeveen, Hoogeveen, 2019

Afbeeldingen

http://www.drentheindeoorlog.nl/?aid=508

 

Hoogeveen: het verhaal over Hasim

Bronnen:

Het verhaal over Hasim is gebaseerd op het verhaal van Kees Opmeer voortgekomen uit een interview met Anas voor de muziekvoorstelling “Het verhaal van Anas”. 2018.